-
Bij het vervoer van overledenen wordt steeds een onderscheid gemaakt tussen ‘ceremonie’vervoer of ‘functioneel’ vervoer.
De overledene wordt steeds in een erkende lijkwagen vervoerd; hiervoor dient het voertuig te voldoen aan een aantal kenmerken.
Niet-gecremeerde stoffelijke overschotten moeten individueel met een lijkwagen of op een passende wijze vervoerd worden (artikel 13, tweede lid). Situaties waarbij verschillende stoffelijke overschotten in eenzelfde wagen vervoerd worden, stroken niet met het beginsel van de aan de doden verschuldigde eerbied en moeten vermeden worden. Als voorbeeld van het vervoeren van een niet-gecremeerd stoffelijk overschot op een passende wijze, kan verwezen worden naar lokale gebruiken waarbij een begrafenisstoet gepaard gaat met het dragen van een stoffelijk overschot.
Een lijkwagen dient binnenin permanent voorzien te zijn van vasthechtingspunten voor binnenbekleding en/of gordijnen, alsook van rails voor de draagberrie of de lijkkist. De buiteninrichting speelt totaal geen rol. De lijkwagens die worden gebruikt voor het ceremonieel vervoer zijn van het type.
Voor de berging van de overledene, bijvoorbeeld na een oproep bij thuis-overlijden, wordt een ‘functionele’ lijkwagen gebruikt die in het straatbeeld niet als zodanig herkenbaar is.
Ook bij het overbrengen van overledenen vanuit een ziekenhuis of bejaardeninstelling naar het uitvaartcentrum worden de ‘functionele’ lijkwagens gebruikt die specifiek voor deze functie zijn aangepast.
In deze wagens is alle nodige materieel voorhanden om op een professionele manier de overledene te kunnen bergen en vervoeren.